In een volle zaal stelt voorzitter Peter Swarte de beide sprekers van deze avond voor. Het zijn:
De eerste spreker is Anthon Fasel. Hij laat een aantal voorbeelden zien (en horen) met overgangen van programma naar reklame en haakt vervolgens in op een eind vorig jaar door de KRO gehouden onderzoek onder de kijkers. In dit onderzoek noemen de kijkers als grootste bron van irritatie: de luidheid van reklames ten opzichte van het programma. Een geringer percentage kijkers vindt bijvoorbeeld grof taalgebruik een storende faktor.
De in het TV-programma 'Ook dat nog' geuite wens: MAG HET ALSJEBLIEFT EEN BEETJE ZACHTER spreekt wat dat betreft boekdelen.
Anthon Fasel
Een deel van het probleem zit in het grote aantal aanbieders van reklame. Het is moeilijk om dan tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Uit overleg met de BVA (Nederlandse Bond van Adverteerders) blijkt overigens een welwillende houding. Na een luid sportprogramma's zou de reklame wat harder kunnen zijn dan na een relatief zachte film. Bij een dergelijke meer vloeiende overgang zijn de adverteerders zelf vanzelfsprekend ook gebaat. Luid en duidelijk de boodschap van het product verkondigen moet niet leiden tot wegzappen als het reklameblok langskomt.Proefondervindelijk blijkt dat het aanpassen van de niveaus zonder afspraken niet werkt.
Na dit overzicht volgt onmiddelijk een levendige discussie met onder andere de opmerking dat er voor bioscoopreklame wel een afgesproken level is vastgesteld. Vanuit Nederland is hier op aangedrongen en via Dolby geldt dit nu nagenoeg wereldwijd. Daar kan het dus wel.
De tweede spreker is Julius Minnaar. Hij geeft aan dat de wens naar minder luide reklame al langer bestaat. In het verleden kon in de eindregie het niveau van het audiosignaal nog worden aangepast, maar dat zou ook wel eens de oorzaak van het probleem kunnen zijn. Het signaal is immers goed uitgestuurd (?). Daarom is de situatie al enige tijd zo dat het in het signaalniveau van de reklameblokken niet meer mag worden ingegrepen.
Julius Minnaar
Zoals uit het KRO-onderzoek blijkt vinden de kijkers echter nog steeds dat reklame te hard is. Dat is ook wel logisch want de dynamiek (verschil tussen hard en zacht) van reklame is doorgaans veel kleiner dan die van een normaal programma. En..... de kijker heeft per definitie gelijk. De STER heeft daarom in overleg met o.a SBS en IP naar een oplossing gezocht.
Op Nederland 1 is inmiddels hiermee al proefgedraaid en zijn er geen klachten ontvangen. Voor het eind van de maand zullen de drie niet-commerciele zenders worden uitgerust met een Optimod compressor-limiter.
Deze laatste mededeling luidde de slotdiscussie in. De zaal reageert geschokt. Een Optimod in de audioketen zal het meest ingrijpen in het programma. De toch al behoorlijk gecomprimeerde reklame laat deze juist ongemoeid. Op deze manier wordt de dynamiek van het programma aangepast aan die van de reklame. De omgekeerde wereld. De geluidskwaliteit van het programma komt hiermee in de gevarenzone. Dat geldt al voor mensen met goede oren, voor slechthorenden is het al helemaal geen goed nieuws. Zij hebben vaak meer moeite met de verstaanbaarheid van gecomprimeerde spraak.
Enkele in de discussie opgevangen uitspraken:
- Hoe beter het geluid hoe meer je ziet
- Kennis, in de loop der jaren vergaard en uitgewisseld, is niet noodzakelijkerwijs binnen de omroep aanwezig.
Vanuit de makers zelf van TV-reklame heerst er verbazing. Zij hebben voor bioscoopreklame een duidelijke richtlijn, een vastgesteld Leq (gemiddeld geluidsniveau). Een dergelijke richtlijn is voor TV-reklame wellicht ook mogelijk. Waarom is er met deze groep nooit overleg geweest?
Een discussie met een vruchtbaar resultaat. De STER gaat om de tafel zitten met de producenten van bioscoop en TV-reklame.